KRISTALLEN

Kwarts is het meest voorkomende mineraal: 12% van de aardkorst bestaat uit kwarts. Daarnaast vormen 47% van de siliciumoxiden een verbinding met de meest uiteenlopende silicaatzouten.

Wat zijn kristallen?

Het woord kristal is afkomstig van het Griekse woord ‘krustallos’, dat ijs betekent. Om de betekenis duidelijk uit te leggen, beginnen we met de definities van een mineraal en een kristal.

 

MINERAAL

Een mineraal is een homogeen, in de natuur ontstaan bestanddeel van de aardkorst. De meeste mineralen komen voor in kristalvorm.

 

KRISTAL

Een kristal is een homogeen lichaam, met een gelijkmatige inwendige bouw, dat wil zeggen, een strikte rangschikking van de kleinste bestanddelen (de atomen) in een zogenaamd kristalrooster.

Als we het over kristallen hebben, dan hebben we het dus eigenlijk over mineralen, die op een bepaalde manier zijn gerangschikt. Kristallen zijn opgebouwd uit mineralen en worden ook als zodanig geclassificeerd. Niet alle mineralen zijn echter kristallen. Kristallen zijn alleen die mineralen, waarvan de atoomstructuur regelmatig is en een kristal patroon vormt.

Als een mineraal geen uiterlijke kristalvorm vertoont, dan noemen wij het massief of amorf. Als het mineraal een regelmatige atomaire structuur bezit, noemen we het kristallijn en wanneer het mineraal een min of meer duidelijke kristallijne structuur heeft, waaruit echter geen afzonderlijke kristallen kunnen worden vrijgemaakt, dan noemen we het cryptokristallijn.

 

Natural quartz, close-up

 

Mineralen (en kristallen) zijn anorganisch van karakter, alhoewel we organische materialen als amber, koraal en parels ook tot het mineralenrijk rekenen. De meeste kristallen zijn klein, soms zelfs microscopisch klein; er bestaan echter ook reuze exemplaren. De inwendige structuur van het kristal bepaalt de eigenschappen ervan, zoals de uitwendige vorm, de hardheid, het soortelijk gewicht, enzovoorts. De kleur van het kristal wordt met name bepaald door de metalen die het bevat en de inwendige opbouw.

DE VORMING VAN KRISTALLEN

De aarde bestaat voor vijfentachtig procent uit kristallen. De aardkorst zelf bestaat voornamelijk uit siliciumdioxide, een verbinding van silicium en zuurstof, in combinatie met zes andere, algemeen voorkomende elementen: aluminium, ijzer, calcium, natrium, kalium en magnesium. Deze chemische ‘stoofpot’ vormt de basis voor een ontzagwekkende verscheidenheid van kristal kleuren, vormen, -afmetingen en -hardheden.

Afhankelijk van de omstandigheden (temperatuur, druk, ruimte en tijd) worden uit de ‘cocktail’ van scheikundige componenten bepaalde kristallen gevormd. Wanneer de omstandigheden veranderen, ondergaan soms ook de kristallen een verandering. De reden dat er maar op een paar plaatsen ter wereld diamant gevonden wordt, is dat de omstandigheden waaronder dit kristal zich vormt, relatief zeldzaam zijn. De waarde van deze edelsteen wordt nog verhoogd door het feit dat er vanwege de complexe en voortdurend veranderende natuurlijke omstandigheden maar weinig grote, volmaakt gevormde exemplaren bestaan.

De meeste kristallen en edelstenen, met name de meest gewilde – Diamanten, Robijnen, Saffieren – zijn ontstaan uit gesmolten gesteente, uit magma. Als gevolg van bewegingen in de aardkorst komen er voortdurend kleinere of grotere hoeveelheden gloeiend magma uit het binnenste van de aarde naar boven. Bij afkoeling van dat magma in de hogere, koudere regionen van de aardkorst, ontstaan symmetrisch gevormde, driedimensionale kristallen. Als het magma te snel afkoelt, is er te weinig tijd voor kristalvorming, en ontstaan er amorfe gesteenten zoals Obsidiaan, een natuurlijk glas.

Bij langzaam stollende mineralen is kristalvorming zelden een continu proces. Tijdens de vorming van een kristal kunnen gas- of vloeistofbellen, of laagjes vast materiaal het kristal binnendringen. Deze insluitsels kunnen een steen mooier en aparter maken. Sommige van de mooiste kristallen, zoals kwartskristallen en rhodochrosiet, zijn gevormd uit elementen die zich in opgeloste vorm in holten in het gesteente bevonden. Hier hadden ze de tijd en de ruimte om rustig te groeien.

Kristallen zijn alleen stabiel onder bepaalde scheikundige en natuurkundige omstandigheden. Soms, als die omstandigheden veranderen, veranderen ook de kristallen. Verandering van druk, temperatuur of scheikundige omstandigheden kan ertoe leiden dat zich een nieuw soort mineraal vormt, dat zich in de nieuwe omgeving beter kan handhaven. Zo kan er, wanneer bijvoorbeeld aluminium en fosforrijke mineralen in aanraking komen met zuur, koperhoudend water, vorming van blauw Turkoois plaatsvinden.

Sommige mineralen vertonen ondanks een identieke scheikundige samenstelling zeer uiteenlopende kristalstructuren en eigenschappen; ze zijn in verschillende structuren gekristalliseerd. Diamant en Grafiet bestaan bijvoorbeeld beide uit koolstof; in Diamant liggen de koolstofatomen echter dicht tegen elkaar aan, waardoor een stevige, compacte structuur ontstaat, terwijl de atomen in Grafiet veel minder stevig met elkaar verbonden zijn en in ver van elkaar verwijderde laagjes op elkaar liggen.

Bij sommige kristallen varieert de scheikundige samenstelling zelfs van exemplaar tot exemplaar. Toermalijn heeft bijvoorbeeld een buitengewoon ingewikkelde samenstelling waarin moleculen van gelijke grootte elkaar kunnen vervangen. Daardoor kan Toermalijn, bij vrijwel gelijkblijvende structuur en vorm, allerlei verschillende kleuren en hardheden hebben.

KWARTSKRISTALLEN

Kwarts (Slavisch voor ’hard’) is de naam van een zeer uitgebreide kristalgroep. Ieder lid heeft deels dezelfde bestanddelen (siliciumdioxide) en dezelfde hardheid (7 op de schaal van Mohs). Wel heeft ieder kristal uit deze groep zijn eigen unieke eigenschappen.

Mineralen van de kwartsgroep maken 12% van de aardkorst uit. Zonder kwarts zouden we geen computers en geen elektronische kantoorapparatuur hebben en ook andere elektronische middelen zouden ontbreken.

De kwartsgroep omvat onder andere de volgende kristallen:

  • Bergkristal
  • Amethist
  • Citrien
  • Rozenkwarts
  • Rookkwarts
  • Aventurijn
  • Melkkwarts
  • Tijgeroog
  • Katoog en Valkenoog
  • Agaat
  • Chalcedoon
  • Chrysopraas
  • Heliotroop
  • Jaspis
  • Carneool
  • Mosagaat
 

De kwartsfamilie kan onderverdeeld worden in makrokristallijne stenen en mikrokristallijne stenen.

MAKROKRISTALLIJNE KWARTS

Bij makrokristallijne kwarts zijn de kristallen veelal groter en met het blote oog zichtbaar. Het groeit in aders die gedeeltelijk gevuld zijn met siliciumdioxide. Onder gunstige omstandigheden kunnen stenen als Bergkristal en Rookkwarts of Amethist groeien tot een gewicht van meer dan honderd kilo.

Deze kwartsen hebben normaal gesproken vaak een zeskantige vorm die eindigt in een uitlopende punt.

Voorbeelden van makrokristallijne kwartsen zijn:

  • Amethist: licht violet tot diep paars
  • Heldere kwarts: ook wel Berg- of Rotskristal genoemd
  • Citrien: lichtgeel, goudgeel
  • Zwarte getoermalineerde kwarts: heldere kwarts met insluitsels van Zwarte Toermalijn
  • Gerutileerde kwarts: heldere, bruine of rookgrijze kwarts met naaldvormige insluitsels van rutiel.

MIKROKRISTALLIJNE KWARTSEN

Een andere kwartsgroep, mikrokristallijne kwarts, bestaat uit microscopisch kleine kristallen, die veelal niet met het blote oog zijn te onderscheiden. Siliciumdioxide vormt hier compacte massa’s kleine kristallen, die er dof en glazig uitzien. Dit soort kwarts wordt over het algemeen dicht bij de oppervlakte van de aarde gevonden, waar de temperaturen en de druk relatief laag zijn.

Voorbeelden van mikrokristallijne kwartsen zijn:

  • Chalcedoon: wit, blauw of grijs
  • Chrysopraas: appelgroen
  • Bloedjaspis (Heliotroop): donkergroen met rode vlekken
  • Mosagaat: doorschijnend melkachtig wit